- afbreken
- {{afbreken}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [(eraf) breken] break off/away ⇒ 〈knappend〉 snap (off)♦voorbeelden:1 de punt brak (van de stok) af • the end broke off (the stick)II 〈overgankelijk werkwoord〉1 [door breken scheiden] break (off) ⇒ 〈knappend〉 snap (off)2 [plotseling doen ophouden] break off ⇒ interrupt, cut short 〈ook reis〉3 [slopen] pull down, demolish ⇒ break/tear down 〈schutting e.d.〉, 〈aan stukken slaan〉 break up, 〈ontmantelen〉 dismantle, 〈ontmantelen〉 take apart, take down 〈tent〉4 [figuurlijk] [afkraken] heavily criticize♦voorbeelden:1 een draad afbreken • break a threadwoorden afbreken • break (off) wordseen bloem van haar steel afbreken • break a flower off its stalk2 onderhandelingen afbreken • break off negotiationsde wedstrijd werd afgebroken • the game was stopped3 〈figuurlijk〉 de boel afbreken • smash the place up4 iemand afbreken • slate someoneafbrekende kritiek • scathing criticismIII 〈onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉1 [scheikunde] decompose ⇒ degrade♦voorbeelden:1 afvalstoffen worden in het lichaam afgebroken • waste-products are broken down in the body
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.